IGP (Internationale Gebrauchshunde Prüfungsordnung of Internationale Gebruikshonden Proef)
Er zijn in het IGP Programma 3 klassen voorzien.
Het Programma
Het IGP programma is een door de FCI erkend, officieel programma voor het bekomen van een werkbrevet.
Het programma omvat 3 onderdelen.
Onderdeel A is het speuren. De hond moet een door de geleider of door een spoorlegger afgelegd traject zo precies mogelijk volgen en hierbij de neergelegde voorwerpen aanduiden of aanbrengen.
Onderdeel B is de gehoorzaamheid. De geleider en de hond moeten zo correct mogelijk de voorgeschreven oefening afwerken. Er wordt steeds gewerkt met 2 honden op het terrein waarbij de eerste afgelegd wordt terwijl de andere hond de oefeningen uitvoert. Nadien worden de rollen omgedraaid.
Onderdeel C is het pakwerk. Hierin worden de verdedigingskwaliteiten van de honden getest maar is de handelbaarheid en de gehoorzaamheid van de hond zeker even belangrijk als het bijten op zich. In het IGP programma heeft agressie niets te maken met het pakwerk.
Het is namelijk zo dat elke hond voor het begin van de wedstrijd aan de keurmeester wordt voorgesteld en hierbij absoluut geen agressie mag vertonen.
Gebeurt dit wel wordt de hond voor de wedstrijd uitgesloten. Bij herhaling kan de hond van alle deelnames worden uitgesloten.
Aan proeven en wedstrijden kunnen alle honden ongeacht grootte, ras of afstammingsbewijs deelnemen. Het is aan de keurmeester om te oordelen of de hond aan de fysieke eisen die het reglement stelt kan voldoen. Alle terriërachtige honden, uitgezonderd de Airedale Terriër, worden van deelname uitgesloten. Honden zonder stamboom kunnen niet worden voorgesteld voor CAC en/of CACIT.
Trainen gebeurt individueel. Tijdens de training gehoorzaamheid mag elk lid op het terrein gaan oefenen, rekening houdend met de anderen die op dat moment trainen. Bij het pakwerk bepaalt de pakwerker de volgorde van oefenen.
BEGELEIDINGSHOND (B.H.)
Vanaf 1998 zullen alle interne wedstrijden gebeuren volgens het W.U.S.V.-programma. Dit wil zeggen: alle kampioenschappen, de C.A.-selectiewedstrijden, de C.A.-Supertrofee, de wedstrijd V.V.D.H. - V.D.H., de “C”wedstrijden en alle wedstrijden per ploeg, alsook eventueel deze als W.U.S.V. aangevraagde interne A.B.C.-wedstrijden.
Aan W.U.S.V.-wedstrijden moeten er minimum 6 honden effectief deelnemen en maximum 10 per keurmeester en per wedstrijddag. Dit wil zeggen dat minimum 6 honden W.U.S.V. spelen en daarbij eventueel nog 2 W.U.S.V.-speurhonden. Het totaal van 10 honden mag onder geen enkel beding overschreden worden (20 voor 2 keurmeesters). Ook mogen er nooit meer dan 2 speurhonden deelnemen per wedstrijddag.
Vanaf 1 januari 1998 is het verplicht eerst het BEGELEIDINGSHOND-programma te behalen alvorens men het W.U.S.V.-programma mag spelen. Honden die op 1 januari 1998 nog geen enkele africhtingcertificaat bezitten moeten eerst het BEGELEIDINGSHOND-certificaat behalen, alvorens aan W.U.S.V.-wedstrijden te mogen deelnemen. Tevens zullen zij starten in klasse I-W.U.S.V., zelfs al behaalden zij na 1 januari 1998 een hoger certificaat in I.W.R..
Honden met het I.W.R.-certificaat klasse I, klasse II of klasse III van voor 1 januari 1998 mogen in 1998 rechtstreeks overgaan in het W.U.S.V.-programma naar een hogere klasse of W.U.S.V.-III spelen. Ondanks dit moeten zij evenwel ook eerst het BEGELEIDINGSHOND-certificaat gehaald hebben.
Vanaf 1 juli 1997 kan voorlopig het BEGELEIDINGSHOND-certificaat enkel behaald worden op B.O.P.-dagen.
Het BEGELEIDINGSHOND-programma mag enkel door V.V.D.H.-africhtingskeurmeesters gekeurd worden. Als wedstrijdleider zal een B.O.P.-beoordelaar fungeren.
BEGELEIDINGSHOND
Onbevangenheidstest
De honden dienen voor het begin van de proef een test te ondergaan. Deze verloopt als volgt:
1. De keurmeester mag de hond enkel aanraken na toestemming van de geleider
2. a. De honden worden in ZIT geplaatst en dienen hun tanden te tonen
b. De reuen dienen in STA geplaatst voor de controle van de testikels
Dan gebeurt de chipcontrole
4. Vervolgens worden de honden gemeten
Voorgaande handelingen gebeuren enkel om de hond ermee vertrouwd te maken. De resultaten komen als dusdanig niet in aanmerking voor de eindbeoordeling van het BEGELEIDINGSHOND.
Algemene bepalingen
De toelatingsleeftijd bedraagt 15 maanden. Op het einde van het examen worden de uitslagen door de keurmeester niet bekend gemaakt in de vorm van punten, maar in een waardeoordeel “Geslaagd” of “Niet Geslaagd”. Men is geslaagd wanneer men in deel 1 70% (= 42 punten) van de te bekomen punten behaalt en wanneer in deel 2 de oefeningen door de keurmeester als voldoende beoordeeld worden.
Het te verdienen certificaat is niet opgevat in de zin van het africhtings- tentoonstellings- of aankeuringsreglement. Het opnieuw afleggen van de proef “BEGELEIDINGSHOND” is niet aan een termijn gebonden. Om te slagen moet in het eerste gedeelte minstens 70% gehaald worden.
Deel 1: Examen BEGELEIDINGSHOND op een oefenterrein of in een natuurlijke omgeving.
Elke afzonderlijke oefening begint met de grondstelling. De hond zit aan de linkerkant recht naast de geleider met het schouderblad op kniehoogte. De eindgrondstelling van de vorige oefening kan als begin grondstelling van de volgende oefening gebruikt worden. De keurmeester geeft aanwijzingen bij het begin van de oefening. Al de rest, zoals keren, halt, wisselingen bij looppas, enz. wordt zonder aanwijzing van de keurmeester uitgevoerd. Het is nochtans de geleider toegelaten aan de keurmeester aanwijzingen te vragen.
Terwijl de hondengeleider met zijn hond de oefening "vrij volgen" uitvoert, worden twee schoten afgevuurd (kaliber 6 à 9 mm). De hond moet ten aanzien van deze schoten onverschilligheid vertonen. Deze oefening mag, indien nodig zou blijken, 1 maal herhaald worden, maar dan aangelijnd. Angstige of agressieve honden dienen uitgesloten te worden.
Het prijzen van de hond is na elke beëindigde oefening toegelaten. Daarna kan de geleider een nieuwe grondstelling innemen. Tussen prijzen en begin van de volgende oefening moet een duidelijk tijdsspanne gehouden worden (ongeveer 3 seconden). Tussen de oefeningen in moet de hond aan de voet gehouden worden.
1. Lijn volgen: 15 punten, bevel “voet”
De aan de halsketting aangelijnde hond moet zijn geleider vanuit de beginpositie, op commando "voet" opgewekt volgen. Bij aanvang van de oefening moet de HG met zijn hond in normale pas 40 tot 50 passen in rechte lijn doorgaan zonder halt te houden, een keerwending maken en na 10 tot 15 passen de looppas en de vertraagde pas uitvoeren, respectievelijk telkens 10 passen.
Daarna dienen in normale pas minsten één rechtse en één linkse hoek te worden uitgevoerd. De hond moet steeds met het schouderblad ter hoogte van de linkerknie blijven en mag niet voor, zijwaarts of achterwaarts uitwijken. De keerwending is door de HG als linksom uit te voeren. Alleen bij aanvang en bij snelheidsveranderingen is een bevel toegestaan. Van zodra de HG blijft stil staan dient de hond snel en zonder commando naast zijn geleider te zitten. De HG mag zijn positie niet veranderen en zich in geen geval in de richting van zijn, eventueel, iets terzijde zittende hond begeven. De lijn dient tijdens de uitvoering van de oefening in de linkerhand te worden gedragen en moet doorhangen. Op aanwijzing van de KM gaat de HG met zijn hond door een groep van 4 personen. De HG moet in de groep minstens één keer halt houden. De personen in de groep dienen zich door mekaar te begeven.
Achterblijven, zijwaarts afwijken evenals een aarzelende houding van de HG tijdens de wendingen zijn als fout te beoordelen.
2. Vrij volgen: 15 punten, bevel “voet”
Commando "VOET"
Op aanwijzing van de KM wordt de hond, na het aannemen van de beginpositie, afgelijnd. De HG hangt de lijn om zijn schouder of steekt deze in zijn zak en gaat met zijn vrij volgende hond onmiddellijk terug door de groep om daar ook weer minstens één keer halt te houden. Na het verlaten van de groep voert de HG dezelfde oefening uit als onder 1. Volgen aan de lijn.
Terwijl de HG deze oefeningen uitvoert (echter niet tijdens zijn verblijf in de groep) worden twee schoten afgevuurd. (kal. 6-9 mm). De hond moet zich ten aanzien van deze schoten onverschillig tonen. Angstige honden worden onmiddellijk uitgesloten. Agressief reageren van de hond t.o.v. het schot is strafbaar en dit voor zover de hond onder controle van de HG blijft. Het volle aantal punten wordt enkel gegeven aan de honden die zich, t.o.v. het schot onverschillig tonen.
Uitvoeringsbesluiten.
Er moet bijzonder veel waarde gehecht worden aan de onverschilligheid van de hond t.o.v. het schieten. Het schieten vindt plaats op een afstand van ongeveer 15 passen en de schoten worden afgevuurd met een tussenpauze van 10 seconden. Loopt de hond tijdens het schot van de HG weg, dan volgt uitsluiting van verdere deelname. Indien de KM merkt dat de hond gevoelig is voor het schot, staat het hem vrij de schotproef verder te zetten door het afvuren van meerdere schoten. De schotvastheid mag enkel worden getest tijdens de oef. "vrij volgen" en "afliggen onder afleiding".
3. Zit uit beweging: 10 punten:
grondstelling ..... 10-15 normale passen .... zit .... minstens 30 normale passen.
Bevelen: “voet”, “zit”
Vanuit de beginpositie gaat de HG met zijn vrij volgende hond op het commando "voet" rechtdoor. Na 10 tot 12 passen moet de hond op het commando "zit", snel gaan zitten zonder dat de HG zijn tempo onderbreekt. Na 20 passen blijft de HG staan en draait zich naar zijn hond. Na ongeveer 1 minuut haalt de geleider zijn hond op. Tot de HG terug naast hem staat, moet de hond rustig blijven zitten. Indien de hond een verkeerde houding aanneemt, is dit te bestraffen.
4. Afliggen met oproepen: 10 punten
grondstelling .... 10-15 normale passen .... af ..... minstens 30 normale passen.
Bevelen: “voet”, “af”, “hier” (naam van de hond), “voet”
Vanuit de beginpositie gaat de HG met zijn vrij volgende hond om het commando "voet" rechtdoor. Na 10 tot 12 passen moet de hond op het commando "af" snel gaan liggen. Zonder de hond op enigerlei wijze te beïnvloeden of om te kijken gaat de HG nog 20 passen door, draait zich direct om naar zijn hond en blijft stilstaan. Op aanwijzing van de KM roept de HG zijn hond met het commando "hier", vrolijk en in snel tempo moet de hond naar zijn HG komen en zich dicht en recht voor hem zetten. Op het commando "voet" moet de hond snel aan de linkerkant van de HG plaats nemen.
De hond die op dit ogenblik geen 35 punten behaalde, dient te worden uitgesloten.
5. Afliggen onder afleiding: 10 punten.
Bevelen: “af”, “voet”.
Bij het begin van de gehoorzaamheidsoefening van een andere hond legt de geleider zijn hond vanuit grondstelling af op een door de keurmeester aangewezen plaats en dit zonder de lijn of andere voorwerpen bij hem achter te laten. De geleider verwijdert zich 30 passen. In het programma BEGELEIDINGSHOND staat de geleider in het zicht van de hond met de rug naar hem toe. De geleider mag hierbij het terrein niet verlaten. Bij het afliggen moet de hond rustig blijven liggen. Op aanwijzing van de keurmeester gaat de geleider naar de rechterkant van zijn hond en laat hem na een passende tijdsspanne met het bevel “zit” in grondstelling komen.
Als de hond zit, staat, onrustig ligt of zich 3 meter van de afligplaats verwijdert, krijgt hij nog een deel van de beoordelingspunten. In het programma BEGELEIDINGSHOND is een gedeeltelijke puntentoekenning niet mogelijk bij het voortijdig verlaten van de afligplaats.
Indien mogelijk moeten teven en reuen op een verschillende plaats worden afgelegd bij “afliggen onder afleiding”. Foutieve houding van de HG zoals zich omkeren, of verandering van houding van de hond bij het ophalen, zijn te bestraffen.
Deel 2: Oefening in het verkeer.
Algemeenheden
De oefeningen moeten in een openbare verkeersruimte (straten, wegen, pleinen) met matig verkeer gehouden worden. Het openbare verkeer mag niet gehinderd worden. Alleen de te beoordelen hond, zijn geleider, de keurmeester en eventueel een examenleider zijn in actie. Alle andere deelnemers houden zich met hun honden op een geschikte plaats aan de kant om opgeroepen te worden: kringgroepkantine, oefenterrein of andere plaatsen.
Het voltooien van dit gedeelte van het examen vereist wegens zijn speciale behoeften een lange tijdsduur. De prestatievoorwaarden mogen niet door het oppervlakkige afnemen van vele honden beïnvloed worden. Daarom mogen op een examendag ten hoogste 10 honden beoordeeld worden. Voor afzonderlijke oefeningen van deel 2 worden geen punten gegeven. Voor het slagen van deze examenafdeling moet de totale indruk over de zich in het verkeer bewegend hond beslissen.
Examenverloop
1. Gehoorzaamheid en gedrag in het verkeer.
Op aanwijzing van de keurmeester betreedt de geleider met zijn aangelijnde hond op een aangeduid straatgedeelte het voetpad. De keurmeester volgt op aangepaste afstand (C.A.. 10 passen). De hond moet aan de linkerkant van de geleider met loshangende lijn en met de schouder op kniehoogte van de geleider blijvend, gewillig volgen.
Tegenover het verkeer van voetgangers en voertuigen moet zich de hond onverschillig gedragen.
Op zijn weg ontmoet de geleider een voorbijkomende voetganger of jogger (een persoon die deze opdracht uitvoert )
Even later wordt de geleider voorbijgereden door een achteropkomende fietser op het fietspad of op de rijbaan. Het voorbijrijden moet zo gebeuren dat de hond zich tussen de geleider en de voorbijrijdende fietser bevindt. Bij het voorbijrijden wordt met de fietsbel geklingeld (ook een persoon die deze opdracht uitvoert).
Daarna draait de geleider zich om, gaat naar de keurmeester toe, blijft bij hem staan, begroet hem met een handdruk en voert een gesprek met hem. De hond mag daarbij staan, liggen of zitten, maar moet zich alleszins rustig gedragen.
2. Gedrag van de hond onder extreme verkeersvoorwaarden.
Op aanwijzing van de keurmeester beweegt de geleider zich met zijn hond te midden van drukker voetganger-verkeer. De geleider moet tussendoor tweemaal halt houden. De eerste keer moet de hond op bevel gaan zitten, de tweede keer krijgt hij het bevel “af”. De hond moet snel gaan liggen en blijven liggen.
Bij deze oefening is het voornaam dat ongewone geluiden voorkomen, zoals voorbij rijdende treinen, trams en bussen, geluiden in tunnels en op bruggen, enz.
Ook bij druk voetgangersverkeer en bij ongewone geluiden moet de hond zijn geleider opmerkzaam, gewillig en zonder druk volgen.
Geschikte plaatsen voor deze oefening zijn ook: stationshallen, autobushaltes, sporthallen, parkings van shoppingcentra enz.
3. Gedrag van een kortstondig alleen gelaten en aangelijnde hond, gedrag tegenover andere dieren.
Op aanwijzing van de keurmeester loopt de geleider met zijn aangelijnde hond over het voetpad van een straat met matige drukte. Na korte tijd stopt de geleider op aanwijzing van de keurmeester en maakt de hondenlijn vast aan een poort, omheining of dergelijke. De geleider begeeft zich in een winkel of andere huisingang. De hond mag zitten, staan of liggen.
Gedurende de afwezigheid van de geleider gaat een voorbijganger (figurant met opdracht) met een aangelijnde hond op een zijdelingse afstand van ongeveer 5 passen de te beoordelen hond voorbij. De alleen gelaten hond moet zich gedurende de afwezigheid van de geleider rustig gedragen. Hij moet de voorbijgaan hond (hiervoor geen agressieve dieren gebruiken) zonder aanvalsbewegingen (hevig aan de lijn trekken, voortdurend blaffen) laten passeren.
Opmerking:
Het wordt aan de dienstdoende keurmeester overgelaten te beslissen dat hij de afzonderlijke oefeningen door elke hond op de voorziene plaatsen laat voltooien, ofwel dat hij alle honden iedere keer slechts één oefening laat doen en dan de volgende examenplaats uitzoekt om daar op dezelfde manier verder te gaan.
Kringgroepen welke een BEGELEIDINGSHOND -examen organiseren moeten de uitslag hiervan op een intern wedstrijdformulier (in tweevoud) onmiddellijk na de wedstrijd opsturen naar het secretariaat van de commissie africhting.
- Klasse I
- Klasse II
- Klasse III
- 18 maanden voor klasse I
- 19 maanden voor klasse II
- 20 maanden voor klasse III
Het Programma
Het IGP programma is een door de FCI erkend, officieel programma voor het bekomen van een werkbrevet.
Het programma omvat 3 onderdelen.
Onderdeel A is het speuren. De hond moet een door de geleider of door een spoorlegger afgelegd traject zo precies mogelijk volgen en hierbij de neergelegde voorwerpen aanduiden of aanbrengen.
Onderdeel B is de gehoorzaamheid. De geleider en de hond moeten zo correct mogelijk de voorgeschreven oefening afwerken. Er wordt steeds gewerkt met 2 honden op het terrein waarbij de eerste afgelegd wordt terwijl de andere hond de oefeningen uitvoert. Nadien worden de rollen omgedraaid.
Onderdeel C is het pakwerk. Hierin worden de verdedigingskwaliteiten van de honden getest maar is de handelbaarheid en de gehoorzaamheid van de hond zeker even belangrijk als het bijten op zich. In het IGP programma heeft agressie niets te maken met het pakwerk.
Het is namelijk zo dat elke hond voor het begin van de wedstrijd aan de keurmeester wordt voorgesteld en hierbij absoluut geen agressie mag vertonen.
Gebeurt dit wel wordt de hond voor de wedstrijd uitgesloten. Bij herhaling kan de hond van alle deelnames worden uitgesloten.
Aan proeven en wedstrijden kunnen alle honden ongeacht grootte, ras of afstammingsbewijs deelnemen. Het is aan de keurmeester om te oordelen of de hond aan de fysieke eisen die het reglement stelt kan voldoen. Alle terriërachtige honden, uitgezonderd de Airedale Terriër, worden van deelname uitgesloten. Honden zonder stamboom kunnen niet worden voorgesteld voor CAC en/of CACIT.
Trainen gebeurt individueel. Tijdens de training gehoorzaamheid mag elk lid op het terrein gaan oefenen, rekening houdend met de anderen die op dat moment trainen. Bij het pakwerk bepaalt de pakwerker de volgorde van oefenen.
BEGELEIDINGSHOND (B.H.)
Vanaf 1998 zullen alle interne wedstrijden gebeuren volgens het W.U.S.V.-programma. Dit wil zeggen: alle kampioenschappen, de C.A.-selectiewedstrijden, de C.A.-Supertrofee, de wedstrijd V.V.D.H. - V.D.H., de “C”wedstrijden en alle wedstrijden per ploeg, alsook eventueel deze als W.U.S.V. aangevraagde interne A.B.C.-wedstrijden.
Aan W.U.S.V.-wedstrijden moeten er minimum 6 honden effectief deelnemen en maximum 10 per keurmeester en per wedstrijddag. Dit wil zeggen dat minimum 6 honden W.U.S.V. spelen en daarbij eventueel nog 2 W.U.S.V.-speurhonden. Het totaal van 10 honden mag onder geen enkel beding overschreden worden (20 voor 2 keurmeesters). Ook mogen er nooit meer dan 2 speurhonden deelnemen per wedstrijddag.
Vanaf 1 januari 1998 is het verplicht eerst het BEGELEIDINGSHOND-programma te behalen alvorens men het W.U.S.V.-programma mag spelen. Honden die op 1 januari 1998 nog geen enkele africhtingcertificaat bezitten moeten eerst het BEGELEIDINGSHOND-certificaat behalen, alvorens aan W.U.S.V.-wedstrijden te mogen deelnemen. Tevens zullen zij starten in klasse I-W.U.S.V., zelfs al behaalden zij na 1 januari 1998 een hoger certificaat in I.W.R..
Honden met het I.W.R.-certificaat klasse I, klasse II of klasse III van voor 1 januari 1998 mogen in 1998 rechtstreeks overgaan in het W.U.S.V.-programma naar een hogere klasse of W.U.S.V.-III spelen. Ondanks dit moeten zij evenwel ook eerst het BEGELEIDINGSHOND-certificaat gehaald hebben.
Vanaf 1 juli 1997 kan voorlopig het BEGELEIDINGSHOND-certificaat enkel behaald worden op B.O.P.-dagen.
Het BEGELEIDINGSHOND-programma mag enkel door V.V.D.H.-africhtingskeurmeesters gekeurd worden. Als wedstrijdleider zal een B.O.P.-beoordelaar fungeren.
BEGELEIDINGSHOND
Onbevangenheidstest
De honden dienen voor het begin van de proef een test te ondergaan. Deze verloopt als volgt:
1. De keurmeester mag de hond enkel aanraken na toestemming van de geleider
2. a. De honden worden in ZIT geplaatst en dienen hun tanden te tonen
b. De reuen dienen in STA geplaatst voor de controle van de testikels
Dan gebeurt de chipcontrole
4. Vervolgens worden de honden gemeten
Voorgaande handelingen gebeuren enkel om de hond ermee vertrouwd te maken. De resultaten komen als dusdanig niet in aanmerking voor de eindbeoordeling van het BEGELEIDINGSHOND.
Algemene bepalingen
De toelatingsleeftijd bedraagt 15 maanden. Op het einde van het examen worden de uitslagen door de keurmeester niet bekend gemaakt in de vorm van punten, maar in een waardeoordeel “Geslaagd” of “Niet Geslaagd”. Men is geslaagd wanneer men in deel 1 70% (= 42 punten) van de te bekomen punten behaalt en wanneer in deel 2 de oefeningen door de keurmeester als voldoende beoordeeld worden.
Het te verdienen certificaat is niet opgevat in de zin van het africhtings- tentoonstellings- of aankeuringsreglement. Het opnieuw afleggen van de proef “BEGELEIDINGSHOND” is niet aan een termijn gebonden. Om te slagen moet in het eerste gedeelte minstens 70% gehaald worden.
Deel 1: Examen BEGELEIDINGSHOND op een oefenterrein of in een natuurlijke omgeving.
Elke afzonderlijke oefening begint met de grondstelling. De hond zit aan de linkerkant recht naast de geleider met het schouderblad op kniehoogte. De eindgrondstelling van de vorige oefening kan als begin grondstelling van de volgende oefening gebruikt worden. De keurmeester geeft aanwijzingen bij het begin van de oefening. Al de rest, zoals keren, halt, wisselingen bij looppas, enz. wordt zonder aanwijzing van de keurmeester uitgevoerd. Het is nochtans de geleider toegelaten aan de keurmeester aanwijzingen te vragen.
Terwijl de hondengeleider met zijn hond de oefening "vrij volgen" uitvoert, worden twee schoten afgevuurd (kaliber 6 à 9 mm). De hond moet ten aanzien van deze schoten onverschilligheid vertonen. Deze oefening mag, indien nodig zou blijken, 1 maal herhaald worden, maar dan aangelijnd. Angstige of agressieve honden dienen uitgesloten te worden.
Het prijzen van de hond is na elke beëindigde oefening toegelaten. Daarna kan de geleider een nieuwe grondstelling innemen. Tussen prijzen en begin van de volgende oefening moet een duidelijk tijdsspanne gehouden worden (ongeveer 3 seconden). Tussen de oefeningen in moet de hond aan de voet gehouden worden.
1. Lijn volgen: 15 punten, bevel “voet”
De aan de halsketting aangelijnde hond moet zijn geleider vanuit de beginpositie, op commando "voet" opgewekt volgen. Bij aanvang van de oefening moet de HG met zijn hond in normale pas 40 tot 50 passen in rechte lijn doorgaan zonder halt te houden, een keerwending maken en na 10 tot 15 passen de looppas en de vertraagde pas uitvoeren, respectievelijk telkens 10 passen.
Daarna dienen in normale pas minsten één rechtse en één linkse hoek te worden uitgevoerd. De hond moet steeds met het schouderblad ter hoogte van de linkerknie blijven en mag niet voor, zijwaarts of achterwaarts uitwijken. De keerwending is door de HG als linksom uit te voeren. Alleen bij aanvang en bij snelheidsveranderingen is een bevel toegestaan. Van zodra de HG blijft stil staan dient de hond snel en zonder commando naast zijn geleider te zitten. De HG mag zijn positie niet veranderen en zich in geen geval in de richting van zijn, eventueel, iets terzijde zittende hond begeven. De lijn dient tijdens de uitvoering van de oefening in de linkerhand te worden gedragen en moet doorhangen. Op aanwijzing van de KM gaat de HG met zijn hond door een groep van 4 personen. De HG moet in de groep minstens één keer halt houden. De personen in de groep dienen zich door mekaar te begeven.
Achterblijven, zijwaarts afwijken evenals een aarzelende houding van de HG tijdens de wendingen zijn als fout te beoordelen.
2. Vrij volgen: 15 punten, bevel “voet”
Commando "VOET"
Op aanwijzing van de KM wordt de hond, na het aannemen van de beginpositie, afgelijnd. De HG hangt de lijn om zijn schouder of steekt deze in zijn zak en gaat met zijn vrij volgende hond onmiddellijk terug door de groep om daar ook weer minstens één keer halt te houden. Na het verlaten van de groep voert de HG dezelfde oefening uit als onder 1. Volgen aan de lijn.
Terwijl de HG deze oefeningen uitvoert (echter niet tijdens zijn verblijf in de groep) worden twee schoten afgevuurd. (kal. 6-9 mm). De hond moet zich ten aanzien van deze schoten onverschillig tonen. Angstige honden worden onmiddellijk uitgesloten. Agressief reageren van de hond t.o.v. het schot is strafbaar en dit voor zover de hond onder controle van de HG blijft. Het volle aantal punten wordt enkel gegeven aan de honden die zich, t.o.v. het schot onverschillig tonen.
Uitvoeringsbesluiten.
Er moet bijzonder veel waarde gehecht worden aan de onverschilligheid van de hond t.o.v. het schieten. Het schieten vindt plaats op een afstand van ongeveer 15 passen en de schoten worden afgevuurd met een tussenpauze van 10 seconden. Loopt de hond tijdens het schot van de HG weg, dan volgt uitsluiting van verdere deelname. Indien de KM merkt dat de hond gevoelig is voor het schot, staat het hem vrij de schotproef verder te zetten door het afvuren van meerdere schoten. De schotvastheid mag enkel worden getest tijdens de oef. "vrij volgen" en "afliggen onder afleiding".
3. Zit uit beweging: 10 punten:
grondstelling ..... 10-15 normale passen .... zit .... minstens 30 normale passen.
Bevelen: “voet”, “zit”
Vanuit de beginpositie gaat de HG met zijn vrij volgende hond op het commando "voet" rechtdoor. Na 10 tot 12 passen moet de hond op het commando "zit", snel gaan zitten zonder dat de HG zijn tempo onderbreekt. Na 20 passen blijft de HG staan en draait zich naar zijn hond. Na ongeveer 1 minuut haalt de geleider zijn hond op. Tot de HG terug naast hem staat, moet de hond rustig blijven zitten. Indien de hond een verkeerde houding aanneemt, is dit te bestraffen.
4. Afliggen met oproepen: 10 punten
grondstelling .... 10-15 normale passen .... af ..... minstens 30 normale passen.
Bevelen: “voet”, “af”, “hier” (naam van de hond), “voet”
Vanuit de beginpositie gaat de HG met zijn vrij volgende hond om het commando "voet" rechtdoor. Na 10 tot 12 passen moet de hond op het commando "af" snel gaan liggen. Zonder de hond op enigerlei wijze te beïnvloeden of om te kijken gaat de HG nog 20 passen door, draait zich direct om naar zijn hond en blijft stilstaan. Op aanwijzing van de KM roept de HG zijn hond met het commando "hier", vrolijk en in snel tempo moet de hond naar zijn HG komen en zich dicht en recht voor hem zetten. Op het commando "voet" moet de hond snel aan de linkerkant van de HG plaats nemen.
De hond die op dit ogenblik geen 35 punten behaalde, dient te worden uitgesloten.
5. Afliggen onder afleiding: 10 punten.
Bevelen: “af”, “voet”.
Bij het begin van de gehoorzaamheidsoefening van een andere hond legt de geleider zijn hond vanuit grondstelling af op een door de keurmeester aangewezen plaats en dit zonder de lijn of andere voorwerpen bij hem achter te laten. De geleider verwijdert zich 30 passen. In het programma BEGELEIDINGSHOND staat de geleider in het zicht van de hond met de rug naar hem toe. De geleider mag hierbij het terrein niet verlaten. Bij het afliggen moet de hond rustig blijven liggen. Op aanwijzing van de keurmeester gaat de geleider naar de rechterkant van zijn hond en laat hem na een passende tijdsspanne met het bevel “zit” in grondstelling komen.
Als de hond zit, staat, onrustig ligt of zich 3 meter van de afligplaats verwijdert, krijgt hij nog een deel van de beoordelingspunten. In het programma BEGELEIDINGSHOND is een gedeeltelijke puntentoekenning niet mogelijk bij het voortijdig verlaten van de afligplaats.
Indien mogelijk moeten teven en reuen op een verschillende plaats worden afgelegd bij “afliggen onder afleiding”. Foutieve houding van de HG zoals zich omkeren, of verandering van houding van de hond bij het ophalen, zijn te bestraffen.
Deel 2: Oefening in het verkeer.
Algemeenheden
De oefeningen moeten in een openbare verkeersruimte (straten, wegen, pleinen) met matig verkeer gehouden worden. Het openbare verkeer mag niet gehinderd worden. Alleen de te beoordelen hond, zijn geleider, de keurmeester en eventueel een examenleider zijn in actie. Alle andere deelnemers houden zich met hun honden op een geschikte plaats aan de kant om opgeroepen te worden: kringgroepkantine, oefenterrein of andere plaatsen.
Het voltooien van dit gedeelte van het examen vereist wegens zijn speciale behoeften een lange tijdsduur. De prestatievoorwaarden mogen niet door het oppervlakkige afnemen van vele honden beïnvloed worden. Daarom mogen op een examendag ten hoogste 10 honden beoordeeld worden. Voor afzonderlijke oefeningen van deel 2 worden geen punten gegeven. Voor het slagen van deze examenafdeling moet de totale indruk over de zich in het verkeer bewegend hond beslissen.
Examenverloop
1. Gehoorzaamheid en gedrag in het verkeer.
Op aanwijzing van de keurmeester betreedt de geleider met zijn aangelijnde hond op een aangeduid straatgedeelte het voetpad. De keurmeester volgt op aangepaste afstand (C.A.. 10 passen). De hond moet aan de linkerkant van de geleider met loshangende lijn en met de schouder op kniehoogte van de geleider blijvend, gewillig volgen.
Tegenover het verkeer van voetgangers en voertuigen moet zich de hond onverschillig gedragen.
Op zijn weg ontmoet de geleider een voorbijkomende voetganger of jogger (een persoon die deze opdracht uitvoert )
Even later wordt de geleider voorbijgereden door een achteropkomende fietser op het fietspad of op de rijbaan. Het voorbijrijden moet zo gebeuren dat de hond zich tussen de geleider en de voorbijrijdende fietser bevindt. Bij het voorbijrijden wordt met de fietsbel geklingeld (ook een persoon die deze opdracht uitvoert).
Daarna draait de geleider zich om, gaat naar de keurmeester toe, blijft bij hem staan, begroet hem met een handdruk en voert een gesprek met hem. De hond mag daarbij staan, liggen of zitten, maar moet zich alleszins rustig gedragen.
2. Gedrag van de hond onder extreme verkeersvoorwaarden.
Op aanwijzing van de keurmeester beweegt de geleider zich met zijn hond te midden van drukker voetganger-verkeer. De geleider moet tussendoor tweemaal halt houden. De eerste keer moet de hond op bevel gaan zitten, de tweede keer krijgt hij het bevel “af”. De hond moet snel gaan liggen en blijven liggen.
Bij deze oefening is het voornaam dat ongewone geluiden voorkomen, zoals voorbij rijdende treinen, trams en bussen, geluiden in tunnels en op bruggen, enz.
Ook bij druk voetgangersverkeer en bij ongewone geluiden moet de hond zijn geleider opmerkzaam, gewillig en zonder druk volgen.
Geschikte plaatsen voor deze oefening zijn ook: stationshallen, autobushaltes, sporthallen, parkings van shoppingcentra enz.
3. Gedrag van een kortstondig alleen gelaten en aangelijnde hond, gedrag tegenover andere dieren.
Op aanwijzing van de keurmeester loopt de geleider met zijn aangelijnde hond over het voetpad van een straat met matige drukte. Na korte tijd stopt de geleider op aanwijzing van de keurmeester en maakt de hondenlijn vast aan een poort, omheining of dergelijke. De geleider begeeft zich in een winkel of andere huisingang. De hond mag zitten, staan of liggen.
Gedurende de afwezigheid van de geleider gaat een voorbijganger (figurant met opdracht) met een aangelijnde hond op een zijdelingse afstand van ongeveer 5 passen de te beoordelen hond voorbij. De alleen gelaten hond moet zich gedurende de afwezigheid van de geleider rustig gedragen. Hij moet de voorbijgaan hond (hiervoor geen agressieve dieren gebruiken) zonder aanvalsbewegingen (hevig aan de lijn trekken, voortdurend blaffen) laten passeren.
Opmerking:
Het wordt aan de dienstdoende keurmeester overgelaten te beslissen dat hij de afzonderlijke oefeningen door elke hond op de voorziene plaatsen laat voltooien, ofwel dat hij alle honden iedere keer slechts één oefening laat doen en dan de volgende examenplaats uitzoekt om daar op dezelfde manier verder te gaan.
Kringgroepen welke een BEGELEIDINGSHOND -examen organiseren moeten de uitslag hiervan op een intern wedstrijdformulier (in tweevoud) onmiddellijk na de wedstrijd opsturen naar het secretariaat van de commissie africhting.